Inleiding
Dames en heren, dank voor uw aanwezigheid.
Graag wil ik beginnen met het bedanken van degenen die mij hebben geholpen bij het schrijven van dit boek. Zoals de vele meelezers die delen van het boek van commentaar hebben voorzien. Ze wonden er geen doekjes om. Uitspraken als ‘Nu weet ik het wel’, ‘Dit is echt niet te volgen’ en ‘Zeg het toch eenvoudiger’ zijn voorbeelden van de heldere terugkoppeling die ze me gaven. Met zulke vrienden heb je geen critici nodig.
Maar ik heb er mijn voordeel mee gedaan. Nogmaals dank voor jullie inspanningen.
Complimenten ook voor de mooie handgetekende figuren van Ans van Dalen. 
Frederik, Adriaan, Dani en Dymph zullen blij zijn dat ik vanaf nu weer aanspreekbaar ben op andere onderwerpen dan indexbeleggen. Hendrik, dank voor je niet aflatende steun en hulp. Zonder jou was dit boek niet verschenen.

Wat heeft mij bewogen dit boek te schrijven?
Ten eerste ongeloof. Ongeloof dat ontstond toen ik mij verdiepte in de Amerikaanse literatuur over indexbeleggen.
Wat bleek? Professioneel vermogensbeheer blijkt weinig of geen toegevoegde waarde te hebben. Onvoorstelbaar. Er blijken nogal wat talentvolle, intelligente en goedbetaalde professionals te zijn, die zich dagelijks bezighouden met iets dat niet of nauwelijks rendeert. Met iets dat maatschappelijk vrij nutteloos is.

Daarna volgde verontwaardiging. Hier was Robin Hood de weg kwijt: in plaats van te stelen van de rijken en het te verdelen onder de armen, romen de meeste fondsbeheerders geld van nietsvermoedende beleggers af . Van dat geld betalen ze zichzelf riante salarissen en forse bonussen. Een overdracht van geld van particuliere beleggers naar welgestelde bankiers. Om Churchill te parafraseren: ‘Never was so much paid to so many for so little.’

Dit mondde uit in schaamte. Ook ik was erin getuind. Jarenlang liet ik mijn geld beheren door een uiterst sympathieke ‘private banker’. Prettige atmosfeer. Rode loper. Prima koffie. En niet te vergeten: Uitnodigingen voor de TEFAF in Maastricht. Ik werd vakkundig ingepakt. Maar zoals ik in mijn boek schrijf: zonder private bankers zouden Nederlanders rijker zijn.

Dit vroeg om actie. Waarom is er in Amerika – zo vroeg ik mij af - over dit fenomeen een levendige publieke discussie gaande en in Nederland niet? De redenen komen ongetwijfeld in het debat hierna aan de orde. Ik wil met dit boek mijn steentje bijdragen aan het debat in Nederland.
Dit boek, het eerste Nederlandstalige boek over indexbeleggen, is ook het resultaat van de verwerking van mijn ongeloof, verontwaardiging en schaamte.


Wat is het probleem

Wat zien we in de beleggingsfondsenmarkt? Een overvloed aan aanbieders, stijgende kosten en in verreweg te meeste gevallen slechte beleggingsresultaten. De kern van het probleem is dat de meeste fondsbeheerders veel geld vragen voor iets waar zij weinig tot geen toegevoegde waarde tegenover stellen. 
Er lijkt geen verbetering in te komen. Eerder het tegenovergestelde. De kredietcrisis heeft deze misstanden niet blootgelegd, ze waren er al, decennia lang, maar het is nu wel het moment om ze aan te pakken.
Dit kernprobleem is geen hersenspinsel van mij. Het is keer op keer wetenschappelijk aangetoond. Voor het eerst bijna een halve eeuw geleden. Het onderzoek is vele malen herhaald. Steeds wordt het beeld bevestigd. Ik beschrijf dat in mijn boek.
Vier van de vijf actief beheerde beleggingsfondsen blijven achter bij de index. Dit verschijnsel is minstens zo vaak aangetoond als het fenomeen dat roken slecht is voor de gezondheid. Voor academici is het een empirisch feit. Maar banken doen of hun neus bloedt. Of wetenschappelijk onderzoek geen betrekking heeft op hun metier. Ze beloven - zonder blikken of  blozen - de index te zullen verslaan.

Slechte prestaties beleggingsfondsen

Maar dat lukt de meeste niet. Jaarlijks moeten vier van de vijf fondsbeheerders tot hun spijt op de jaarvergadering vertellen dat het dit jaar wéér niet is gelukt. Stelt u zich voor dat vier van de vijf bezoeken aan uw huisarts leiden tot het toenemen van klachten of dat vier van de vijf balkons binnen een jaar spontaan van de voorgevel afbreken en naar beneden storten. Het zou direct leiden tot Kamervragen, zo niet tot parlementaire enquêtes.

Maar publieke verontwaardiging over de beleggingsindustrie blijft uit. De toezichthouder hoor je er nauwelijks over. De politiek maakt er geen punt van. De media krijgen het niet over het voetlicht. Dus gaan banken onverstoord door met het promoten van, veelal hun eigen, actief beheerde beleggingsfondsen. Private banks rollen iedere morgen de rode loper uit en fondsaanbieders zenden vrolijke deuntjes uit op de radio. Ik blijf me verbazen over het gebrek aan debat over de misstanden in deze branche. En ik word heen en weer geslingerd tussen grenzeloze bewondering voor de magische marktmacht van de banken en diepe verontwaardiging over hun inhaligheid.

Wat kost dit probleem? John Bogle, oprichter van vermogensbeheerder Vanguard en inspirator voor mijn boek, becijfert in zijn laatste geschrift ‘Enough!’ dat er in de Verenigde Staten 620 miljard dollar te maken heeft met beleggen.  Over de duim betekent dit dat er wereldwijd één biljoen euro samenhangt met beleggen.  Eén biljoen euro. Dat is onvoorstelbaar veel geld. 

Kosten marktfalen

In Nederland zijn particuliere beleggers alleen al aan beleggingsfondsen ongeveer 800 miljoen euro per jaar kwijt.  In mijn ogen is minstens de helft daarvan weggegooid geld. Er valt dus ruim 400 miljoen euro per jaar te besparen. Daar komt nog een extra besparing van 200 miljoen euro bij als ze in goedkope indexfondsen gaan beleggen. Ieder beleggend huishouden in Nederland zou dan 600 euro per jaar meer te besteden hebben. Maar dat is nog niet het totaalbedrag van particuliere beleggingskosten. De fee’s die vermogensbeheerders in rekening brengen moeten er nog bij opgeteld worden. Het totaal overstijgt met gemak het miljard.

De invloed van beleggingskosten op het rendement op langere termijn is verbazingwekkend. De meeste mensen onderschatten dat effect schromelijk. Ik geef een voorbeeld. Een freelancer spaart zelf voor zijn pensioen. Vanaf zijn 25ste jaar legt hij maandelijks 300 euro opzij. Op zijn 65ste  houdt hij op met werken. Wat heeft hij dan op zijn bankrekening staan? Dat ligt eraan. Als hij belegd heeft in een goedkoop indexfonds, dan staat er normaalgesproken een half miljoen euro op zijn spaarrekening, in huidige koopkracht gemeten.  Echter, heeft hij belegd in een duur, actief beheerd beleggingsfonds, dan staat er 350.000 euro.  Het verschil is in mijn ogen schrijnend. Door hogere kosten is 150.000 euro koopkracht in rook opgegaan. 

Maatschappelijk relevant

Dit maakt het onderwerp van vandaag, meen ik, een maatschappelijk relevant probleem. Een Amerikaanse senator  drukte het in 2004 kernachtig uit. ‘De beleggingsfondsenindustrie is verantwoordelijk voor de grootste afromingsoperatie ter wereld, een trog met 7 biljoen dollar waar fondsbeheerders, effectenmakelaars, en andere insiders permanent een buitensporig groot deel aftappen van de huishoud-, studie- en pensioenspaargelden’. Deze Amerikaanse senator staat niet alleen in zijn kritiek. Volgens de Economist is het echte schandaal dat de politiek moet aanpakken – ik citeer - ‘de manier waarop de financiële sector zich verrijkt ten koste van de particuliere belegger’.  Het zijn forse uitspraken. Ik vind dat ze de spijker op zijn kop slaan. Er is niet alleen sprake van een woekerpolisaffaire, er is ook een woekerfondsenaffaire.


Wat is de oorzaak van het probleem

We praten vandaag over marktwerking in de beleggingsfondsenmarkt. Zoals gezegd, ben ik van mening dat die markt niet goed werkt. Overigens geldt dat naar mijn mening ook voor andere vormen van vermogensbeheerder, zoals bijvoorbeeld aangeboden door private banks. We weten dat een markt floreert als rationele individuen streven naar maximale behoeftebevrediging bij volledige informatie. Dan sturen individuen de markt en dwingen ze aanbieders te concurreren. Echter, de klant handelt niet rationeel als het om beleggen gaat en zijn kennis over beleggen is uiterst gebrekkig. Geen wonder dat er geen marktwerking heerst.


Maatregelen

Welke maatregelen zijn tot nu toe genomen om de consument tegen dit marktfalen te beschermen? De AFM heeft de laatste jaren hard gewerkt aan transparantie bij beleggingsfondsen.
De financiële bijsluiter is daarvan het meest concrete resultaat. Toch blijft het een hels karwei om alle verborgen en niet verborgen kosten van beleggingsfondsen te achterhalen.
U kunt dat lezen in hoofdstuk 7 van mijn boek.

Private banks

Maar deze situatie is verre te verkiezen boven het volledige gebrek aan openheid van zaken over de prestaties van vermogensbeheerders, onder andere bij private banks. Waarom krijgen particulieren hier geen informatie over? Beleggers zijn gediend met informatie over de prestaties van ABN Amro private banking in vergelijking met Kempen & Co, MeesPierson of Theodoor Gilissen. Welke van deze private banks verslaat gemiddeld de index na kosten?


Is transparantie voldoende?

De hamvraag vandaag is of het afdwingen van transparantie een afdoende strategie is. Ik ben van mening dat transparantie noodzakelijk maar niet voldoende is.
De informatieasymmetrie tussen beleggingsexperts en particuliere beleggers is, uitzonderingen daargelaten, vrijwel onoverbrugbaar. Deze kenniskloof dicht je niet met het geven van informatie.
Ik verwacht dat de meeste particuliere beleggers blijvend in kennis zullen achterlopen op de financiële sector, niet alleen bij hypotheken en verzekeringen maar ook als het gaat om beleggingsfondsen.


Henriëtte Prast

Henriëtte Prast, hoogleraar Persoonlijke Financiële Planning in Tilburg, zegt het als volgt. ‘Het gekozen beleid is gebaseerd op de veronderstelling dat de consument optimale keuzes maakt mits markten concurrerend zijn en individuen over alle relevante informatie kunnen beschikken. Deze veronderstelling gaat op meerdere punten mank. Zelfs als mensen weten wat goed voor hen is, gedragen ze zich er lang niet altijd naar. Bovendien zijn financiële keuzes zo ingewikkeld dat ook financiële educatie mensen niet in staat zal stellen verantwoorde keuzes te maken.’

Mijn vraag aan de politiek en de AFM is dan ook: verwacht u dat, uitgaande van de huidige maatregelen, gewone Nederlanders over – zeg - vijf jaar zorgeloos en verantwoord hun geld kunnen beleggen? Als dit onwaarschijnlijk is, dan is mijn vervolgvraag: wat gaat u doen om de gewenste situatie in het leven te roepen?


Ideaal

Wat is het ideaal? Het ideaal van iedere gewone belegger is een marktsituatie waarin hij goed advies krijgt en zijn geld met een gerust hart aan anderen kan toevertrouwen. Hij wil zorgeloos financieel kunnen winkelen.
Is dit teveel gevraagd? Ik vind van niet. Door welke robuuste maatregel kan de gewenste situatie gerealiseerd worden?


Voer een fiduciaire plicht in

Dat is het invoeren van een fiduciaire plicht voor alle professionals die zich bezighouden met advies over of het beheer van andermans geld.
Een fiduciaire plicht houdt in dat de professional die zich bemoeit met andermans geld, verplicht is om enkel te handelen in het belang van zijn cliënt. Dit vergt een helder wettelijk regime voor de betrokken professionals zoals beleggingsadviseurs, tussenpersonen, vermogensbeheerders en fondsmanagers. Een fiduciaire plicht omvat meer dan een zorgplicht. Volgens Van Dale betekent fiduciair ‘op vertrouwen berustend’.
In Amerika is een fiduciaire plicht  geformuleerd in de ‘Investment Company Act’ van 1940. Maar deze plicht is niet verder uitgewerkt. De geschiedenis leert dat breed geformuleerde principes zonder verdere uitwerking, weinig impact hebben in de praktijk.


Henk van Luijk

Bedrijfsethicus Henk van Luijk zegt in een recent afscheidsinterview: ‘[…]Het is onverstandig uitsluitend te vertrouwen op goede bedoelingen. Ik doe graag een beroep op het geweten van mensen, maar dat schiet helaas niet op. […] De goede bedoelingen moeten handen en voeten krijgen in structuren […]. De menselijke soort is niet sterk genoeg om zich teweer te stellen tegen allerhande verleidingen.’  Einde citaat. Waar de verleidingen het grootst zijn – en we weten dat ze erg groot zijn in de financiële sector – zijn uitgewerkte maatregelen het hardst nodig.


Wat houdt een fiduciaire plicht in?

Om een idee te geven welke concrete uitwerking van de fiduciaire plicht mij voor ogen staat, geef ik een voorzet.

  1. Een beleggingsadviseur heeft een wettelijk beschermde status en een beschermde naam.
  2. Een beleggingsadviseur heeft een bepaald kennisniveau dat periodiek wordt getoetst.
  3. Een beleggingsadviseur wordt uitsluitend betaald door de klant. Een beleggingsadviseur ontvangt geen commissies van wie dan ook, in welke vorm dan ook.
  4. Een beleggingsadviseur overziet een ruim aanbod, biedt zelf geen producten aan en is op geen enkele wijze gelieerd aan partijen die producten aanbieden.

De meeste kenmerken van dit fiduciair regime zullen - denk ik - niet op onoverkomelijke bezwaren stuiten. Het venijn zit in het verbieden van commissies en - daarvoor in de plaats - de betaling door de klant.
De doorsnee klant wil immers niet betalen voor advies.
Als dit punt bevredigend kan worden geregeld dan is de weg vrij om een fiduciaire plicht in te voeren. Het voert te ver om hier te speculeren over mogelijke oplossingen, maar ik ben ervan overtuigd dat, als er eenmaal een wil is, er een weg gevonden wordt.

Ook voor vermogensbeheerders

Maar alleen adviseurs onderwerpen aan een fiduciaire plicht is mijns inziens niet afdoende. Immers, veel nietsvermoedende beleggers zullen met hun beleggingsvragen rechtstreeks bij hun vertrouwde bank aankloppen. En dan gaat het mis. Juist daar heerst een mentaliteit van verdienen aan de klant, niet voor de klant. De branche zal tegenwerpen dat - na de Commissie Maas - het doel weer is om het belang van de klant centraal te stellen. Ik sluit mij aan bij de al geciteerde woorden van Henk van Luijk: ‘Ik doe graag een beroep op het geweten van mensen, maar dat schiet helaas niet op’. 
Er komt weinig terecht van alle goede bedoelingen als de banken op dit punt niet bij de les gehouden worden. Banken zijn meesters in marketing, schrijf ik in mijn boek. Ze weten mensen perfect te intimideren met Engels vakjargon, ze weten als geen ander complexe producten te verzinnen waar kosten in verstopt kunnen worden, het lukt ze beleggers illusies te verkopen en een rookgordijn te leggen rond hun toegevoegde waarde.

Vandaar dat ik voorstel om de fiduciaire plicht niet alleen op te leggen aan mensen die over beleggen adviseren maar ook aan professionals die het beheer daadwerkelijk doen. Kortom, aan fondsmanagers en vermogensbeheerders.

Ook hier een voorzet voor verdere uitwerking.

  1.  Een vermogensbeheerder brengt een vergoeding in rekening die is gerelateerd aan het extra rendement dat hij realiseert ten opzichte van de belofte die hij doet.
  2. Een vermogensbeheerder ontvangt geen commissies in welke vorm dan ook van toeleveranciers en geeft geen commissies in welke vorm dan ook aan degene die hem aanbeveelt.
  3. Een vermogensbeheerder houdt zich enkel bezig met het beheer van het hem toevertrouwde vermogen. Hij voert zelf geen transacties of andere ondersteunende activiteiten uit. Een vermogensbeheerder is ook niet gelieerd in welke vorm dan ook aan partijen die dat doen.


Vermogensbeheer als stand alone, single line business

Een goed verstaander heeft natuurlijk begrepen dat dit fiduciair regime betekent dat vermogensbeheer alleen kan bestaan in de vorm van een zelfstandig opererende gespecialiseerde instelling, afgescheiden van andere financiële activiteiten. In mijn oude vakjargon: een stand alone, single line business.
De vele belangenverstrengelingen die er nu zijn in de beleggingswereld worden op die manier in een keer ontrafeld en voorkomen. Een bijkomend voordeel is dat het afstoten van vermogensbeheer financiële instellingen eenvoudiger bestuurbaar maakt.

Maar het belangrijkste is dat deze positionering particuliere beleggers biedt waar zij behoefte aan hebben: fiduciair vermogensbeheer. Misschien moet je zelfs de laatste stap zetten en het winstmotief uitschakelen. Iedere euro winst die een beleggingsinstelling maakt, gaat af van het toevertrouwde vermogen. Dat vermogen is van klanten, niet van beheerders of aandeelhouders. Dan zijn we terug bij wat vermogensbeheerders vroeger veelal waren: partnerships en coöperaties met slechts één bezigheid: vermogen beheren voor klanten of leden.

Besluit
Waarom is harder ingrijpen nodig? Omdat de huidige maatregelen niet toereikend zijn en de klant klaarheid wil na de kredietcrisis. Het is zijn geld, niet het geld van de bankiers. Die hebben hun krediet verspeeld. De belegger wil dat zijn belang centraal staat bij advies over of beheer van zijn geld. Hij wil op zijn 65ste graag 500.000 euro overhouden in plaats van ´slechts´ 350.000 euro.

Ten slotte, nog een afsluitende opmerking. 
Als telg uit een geslacht van sigarenmakers, moet mij het volgende van het hart. Wie mijn boek leest, doorziet het rookgordijn dat de beleggingsindustrie heeft gelegd. Wie mijn boek niet leest is door de bank genomen de sigaar.

Ik dank u voor uw aandacht.